In 1954 besloot het bestuur van de bank dat er rijdende bijkantoren moesten komen. De bedoeling van de dienst was om onder meer klanten in nieuwbouwwijken te bereiken. Daarnaast reden de bussen langs een aantal bejaardentehuizen. Maar ook tastten ze af waar nieuwe kantoren moesten komen.
Vanaf 1955 vulden de rijdende bijkantoren van de Nutsspaarbank het Haagse straatbeeld. Na Amsterdam was Den Haag de eerste met deze Volswagenbussen. Het rijdende bijkantoor had in eerste instantie zeven standplaatsen. Het concept sloeg aan. Daarom kwamen er in de loop van de tijd twee bussen bij. Vanzelfsprekend breidde het aantal standplaatsen daardoor ook flink uit.