Vriendschap in Batavia
In Utrecht werd op 8 januari 1816 Alexander Philippus Godon geboren. Zijn vader was een Franse migrant, die werkte bij het muntwezen in de Domstad. Het gezin had het niet breed, vandaar dat Alexander op twintigjarige leeftijd besloot zijn heil in Indië te zoeken. Daar kreeg hij een baan als klerk bij de hoofdadministratie van de marine. Hij verdiende niet veel, maar kon ervan rondkomen. Hierna kende hij nooit meer geldzorgen, schreef hij later. Hij leerde dus al vroeg om zijn geld op een verstandige manier te beheren.
Eind 1838 leerde hij Eduard Douwes Dekker, oftewel Multatuli, kennen. Ze besloten samen een slaapkamer en zitkamer te huren. Volgens een anekdote had Douwes Dekker moeite om van zijn bescheiden loon rond te komen, terwijl hij meer verdiende dan zijn huisgenoot. Daarom kreeg de zuinige Godon de verantwoordelijkheid over de uitgaven. Het verhaal wil dat ze op een dag samen naar de schutterij reden, waar al een aantal kennissen aanwezig waren. ‘Hallo, jongens, een rondje’, riep Dekker, waarop zijn vriend hem aan zijn mouw trok en fluisterde: ‘Dat gaat niet, Dekker, dat kan er niet af’. De latere beroemde schrijver antwoordde: ‘Och wat, als dat er niet eens af kan, dan moeten we maar weer boedelscheiding houden’. Hij heeft dan ook een leven lang in geldzorgen gezeten, terwijl zijn jeugdvriend uitgroeide tot een verstandige en voorzichtige financieel beheerder.
Aan het samenwonen kwam in 1841 een einde toen Douwes Dekker een verhouding kreeg met de huisbazin. Ruzie met haar boze echtgenoot kon niet uitblijven. Gedrag dat Godon trouwens sterk afkeurde. Ze woonden daarna nog een tijdje samen in een hotel, waar Douwes Dekker zich op een dag katholiek liet dopen vanwege een gedoemde liefde. In zijn terugblik noemt Godon zijn huisgenoot vlug en zeer intelligent. Tegelijkertijd was hij enorm baldadig, waardoor hij zijn vriend meerdere malen te hulp moest schieten als hij weer eens met iemand op de vuist ging. Volgens Godon had Dekker mateloze eerzucht, een te sterk gevoel van eigenwaarde en grote drift, maar tegelijkertijd schoot hij mensen in moeilijkheden altijd snel te hulp. Door ‘hoogheidswaanzin’ was Douwes Dekker moeilijk in de omgang, aldus Godon.